Jongeren met leerstoornissen slagen in het hoger onderwijs (hogescholen of universiteit), net als jongeren zonder leerstoornissen. Uit recent onderzoek van de UGent (Tops e.a. 2018; Desoete e.a. 2020) blijkt dat ze het niet makkelijk hebben. Maar slagen is voor geen enkele student eenvoudig!
Studenten met leerstoornissen hebben sowieso ernstige hindernissen die verder studeren niet vergemakkelijken, zoals het verwerken van grote hoeveelheden leerstof, het onthouden van arbitraire terminologie en het begrijpen van academisch taalgebruik.
De laatste jaren wordt er sterk geïnvesteerd in inclusief hoger onderwijs om zo tegemoet te komen aan de verschillende noden van alle studenten.
Het Steunpunt voor Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) ondersteunt de Vlaamse hogescholen en universiteiten bij het verbeteren van de participatie van studenten met functiebeperkingen. Het SIHO vormt de brugfunctie met de Vlaamse Overheid en speelt ook een rol in het informeren en het sensibiliseren van de bredere samenleving over inclusief hoger onderwijs.
Op de website van SIHO vind je tips om de overgang naar het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking vlotter te laten verlopen. Zo vind je er een vragenlijst voor de leerlingen zelf, een hulpmiddel om het gesprek met de onderwijsinstelling over de ondersteuningsnoden voor te bereiden. De lijst bevat richtvragen zodat je als student al eens kan nadenken over de opleiding, het volgen van lessen, studeren, het studentenleven, op kot gaan, en mogelijke hindernissen. Door gericht hierover na te denken kan de student in het gesprek met de hogeronderwijsinstelling de ondersteuningsnoden veel gerichter kenbaar maken. Een goed inzicht in eigen sterktes en beperkingen helpt om de studies gerichter aan te pakken.
Uit onderzoek blijkt verder dat bepaalde persoonskenmerken de kans op succes in het hoger onderwijs kunnen beïnvloeden. Zo hebben meisjes iets meer kans om te slagen dan jongens. Meisjes zouden minder vaak van studierichting veranderen en behalen iets hogere cijfers.
Een tweede factor is het opleidingsniveau van de ouders. Hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders, hoe meer kans een student heeft om te slagen. Daar schuilt uiteraard een enorme ongelijkheid in. We moeten goed opletten dat we niet vooringenomen zijn. Ook jongeren uit zwakkere opvoedingsmilieus worden best gestimuleerd om hogere studies aan te vangen.
Als derde factor vermelden de onderzoekers de studierichting die studenten in het secundair onderwijs hebben gevolgd. Sterk theoretische studierichtingen in het secundair zouden de overstap naar het hoger onderwijs vergemakkelijken en de kans op slagen doen toenemen in vergelijking met meer praktisch/technisch georiënteerde studierichtingen.
Voor recente en bevattelijke literatuur over slagen in het hoger onderwijs, zijn volgende publicaties echte aanraders, zowel voor ouders als scholen:
- Slagen met dyslexie in het hoger onderwijs (Callens, Tops & Brysbaert, 2018, uitgeverij Owl Press, ISBN 9789089311986)
- Slagen met dyscalculie in het hoger onderwijs (Desoete, Baccarne e.a., 2020, uitgeverij Owl Press, ISBN 9789463932837)